Geschiedenis van het Orgel
Geschiedenis van het Orgel
In 1831 werd door Jan Adolf Hillebrand (1786/87 - 1846) het orgel in de kerk geplaatst. In die tijd woonde Hillebrand in Leeuwarden. Deze orgelmaker had het vak geleerd bij Albertus van Gruisen, die o.a. het orgel in de herv. kerk te Hallum heeft gemaakt. Hillebrand heeft bij die bouw een groot aandeel gehad. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat er een overeenkomst te zien is tussen orgelfronten te Hallum en Marrum. Opvallend te Marrum is de gelijke opbouw (symmetrisch) van het hoofd- en rugwerk, waarbij er steeds sprake is van zeven pijpen in zeven pijpvelden. Kenmerkend voor Hillebrand is ook de afwerking van de onderkant van het rugwerk met een opgenomen draperie met franje, koorden en kwastjes. Achteraf bleek Hillebrand niet zo’n vakbekwaam orgelbouwer te zijn. Hij was meer bekwaam als schrijnwerker / meubelmaker. Zo heeft hij de orgelkas praktisch helemaal van eikenhout gemaakt en dat was voor die tijd bij de Friese orgelbouwers uitzonderlijk. Ook aan het fraaie houtsnijwerk is zijn vakmanschap af te lezen, maar de rest van het orgel kon de toets der kritiek bij de oplevering niet doorstaan. Het gevolg hiervan was dat orgelmaker N.A. Lohman & Zonen uit Groningen het orgel nog heeft verbeterd en aangepast. Hoogstwaarschijnlijk zijn de volgende drie registers toen door Lohman aangebracht: Speelfluit 4’, Viola di Gamba 8’ en Fluit travers 8’. In 1833 was het aangepaste orgel klaar en werd het, na een keuring door Willem van Gruisen, officieel in gebruik genomen. De toenmalige predikant van de gemeente, ds. J.B. de Boer, heeft de ingebruikname van het orgel geleid. Dhr. Van der Kooi, organist van de Noorderkerk te Groningen, heeft de samenzang begeleid en de klankkleuren van het nieuwe orgel laten horen. Vanaf 1833 kon de samenzang - destijds godsdienstig gezang genoemd - voor het eerst in deze kerk met een orgel worden begeleid en ondersteund. Het orgel in de kerk kon worden aangeschaft door een schenking van barones A.J.E. Collot d’Escury en door giften van gemeenteleden. De in Duitsland geboren Hillebrand heeft in zijn leven in Nederland en Duitsland zo’n tien orgels gemaakt. In Nederland vinden we nu nog orgels van hem in Drachten, Marrum, Niawier, Rauwerd en Veenhuizen. Het orgel in Marrum is het laatste instrument van Hillebrand zijn hand. Het is ook één van de laatste orgels dat in die tijd nog een rugwerk kreeg. Dit gedeelte van het orgel wordt zo genoemd omdat de organist daar met de rug naar toe zit. In 1838 werd er besloten dat de kerkvoogdij ‘eeuwigdurend’ belast is met het gewoon en buitengewoon onderhoud van het orgel. Van 1844 tot 1876 werd er met enige onderbrekingen regelmatig onderhoud aan het orgel verricht door Willem Hardorff uit Leeuwarden. Rond 1860 is het orgel uit elkaar genomen en weer opgebouwd in verband met de bouw van een nieuwe kerktoren. Vanaf 1878 werd het onderhoud gegund aan Fokke Bakker. In samenwerking met Timmenga maakte Bakker een tweeklaviers orgel (opus 1) in het kerkje van Westernijkerk. De oplevering van dit instrument was op 20 juni 1880. Op 18 dec. 1880 werd de vennootschap Bakker en Timmenga te Leeuwarden opgericht. Tijdens Wereldoorlog II kreeg fa. H. Spanjaard uit Amsterdam opdracht het orgel te restaureren en werd er ook een nieuw electro-pneumatisch pedaal achter de orgelkas geplaatst. Na veel geharrewar tussen orgelbouwer, kerkvoogden en adviseurs werd dat werk in 1944 opgeleverd. De kwaliteit van één en ander bleek niet zo best te zijn. In 1973 vond er weer een restauratie plaats, die door dhr. S. Bak uit Edam werd verricht. Zijn opdracht was het orgel weer speelbaar en bruikbaar te maken. Achteraf bleek deze restauratie absoluut niet duurzaam en betrouwbaar te zijn. Er werd meer kwaad dan goed aan het instrument gedaan. Vanaf 1985 vertoonde het orgel dusdanig veel mankementen dat het niet meer gebruikt kon worden voor het begeleiden van de samenzang. Rond deze tijd (1982) werd een orgelcommissie in het leven geroepen die alle mogelijkheden tot restauratie moest onderzoeken. Als adviseur werd dhr. Jan Jongepier aangesteld. Omdat restauratie niet zomaar te realiseren viel, werd er door orgelmaker Mense Ruiter een 3-stemmig kistorgel voor de kerk gebouwd. Zo kon de samenzang toch weer worden ondersteund. In verband met het samengaan van de plaatselijke geref. en herv. kerk is dit instrument in 2000 verkocht aan fa. Kaat & Tijhuis te Kampen en is daar een koororgel gekocht. Dit koororgel, dat nu nog als tweede instrument in de kerk staat, is oorspronkelijk door Fonteijn & Gaal gebouwd (1975/76) voor de Johannastichting te Zwammerdam en is o.a. gebruikt door de Jostiband . Dit koororgel is zo gestemd (a = 441) dat heel goed samengespeeld kan worden met bijv. koperblazers en fluitisten. Het Leeflangorgel (1960) uit de voormalige geref. kerk is in 1999 aan Kaat & Tijhuis verkocht en is in 2010 met enige aanpassingen weer in een kerk in Seattle (V.S.) geplaatst! Diverse pogingen van de orgelcommissie tot het verkrijgen van overheidssubsidie liepen allemaal op niets uit, tot in 2009 boven verwachting o.a. het orgel te Marrum viel onder de “Regeling rijkssubsidie wegwerken restauratie-achterstanden”. Omdat er in het verleden al restauratie-afspraken met Mense Ruiter te Zuidwolde waren gemaakt, werd die orgelmaker gevraagd de restauratie voor eind 2010 te voltooien. Als adviseur bij dit project werd, als opvolger van Jongepier, dhr. Stef Tuinstra gevraagd. Dankzij de restauratiesubsidie, de giften van diverse fondsen en de eigen orgelvoorziening werd het Hillebrand- / Lohmanorgel in november 2010 weer in gebruik genomen. De kosten van deze restauratie bedroegen € 352.000. Er liggen nu nog plannen om te zien in hoeverre het pedaal uit 1944 weer eigen registers kan krijgen (= een zogenaamd vrij pedaal). Het zal daarbij gaan om een nieuwe pedaalkas en een nieuw pedaalmechaniek . Al met al is het totale instrument dan gerestaureerd voor ongeveer € 500.000. Maar dan staat er ook weer een historisch en monumentaal orgel te pronken in de Godeharduskerk. Het instrument speelt na 25 jaar ‘zwijgen’, weer als nooit tevoren en heeft een prachtige klank, waarbij toch aan de oorspronkelijke bouwer Hillebrand gedacht mag worden. Niemand weet natuurlijk meer hoe in de 19e eeuw het orgel precies heeft geklonken, maar de oorspronkelijke klank heeft men geprobeerd zoveel mogelijk te benaderen. Hierbij is o.a. gekeken naar de Hillebrandorgels in Drachten en Rauwerd. Verdere technische en historische gegevens van het instrument zijn te vinden in de kerk. De huidige dispositie van het orgel: Hoofdwerk Bourbon 16’ Prestant 8’ Holpijp 8’ Octaaf 4’ Speelfluit 4’ Quint 3’ Woudfluit 2’ Mixtuur 3-4 sterk Trompet 8’ (B/D) Rugwerk Prestant 4’ Fluit doux 8’ (B/D) Fluit 4’ Octaaf 2’ Viola di Gamba 8’ (D) Fluit travers 8’ (D) Dulciaan 8’ Tremulant; Pedaalkoppel; Klavierkoppel (B/D) Orgelcommissie voorjaar 2011 | ||
terug | ||